Ik moest een samenvatting maken van een film over muziekgeschiedenis:

Tussen de oudheid en de gingen ze een octaaf parallel, maar dan een octaaf hoger. Ze gingen ook drone organum zingen. Dat was dat iemand steeds 1 toon zingt. Toen kwam er harmonie bij. Harmonie is het samenvoegen van meer dan 1 nooit. Nog wat later gingen ze voor het eerst aantekeningen maken. Zodat ze later de melodie konden herinneren.
Iets later kwamen de troubadours. Die gingen heel Europa door om muziek te maken. Dit deden ze op de straat. John Dunstaple stelde toen de majeur en de mineur in. Daar werd vanaf 1400 de muziek op gebaseerd. Een mineur is droevig en een majeur is blij. Er kwamen toen ook akkoorden bij. 
Toen kwamen er verschuivingen in de muziek. Er veranderden dingen. Rood werd de melodie en blauw de meerstemmigheid. Vroeger lag die melodie in de tenor maar vanaf de 16e eeuw kwam het in de sopraan te liggen.
De boekdrukkunst heeft ook veel invloed gehad. Vanaf de reformatie werd er in eigen taal gezongen. De meeste gezangen zijn gebaseerd op de popmuziek van die tijd.

De barok was een perioden van grote ontwikkeling bij de muziek en wetenschap.  Er kwam bijvoorbeeld een symfonie orkest. Die bestond uit een aantal muzikanten of een gigantisch orkest. Er ontstonden ook nieuwe en betere instrumenten en daarom konden er dus grote orkesten komen. Harmonie kwam ook tot de ontdekking. Er kwam ripieno dat is met meerdere mensen of een contro, dat is een kleinere groep. Arcangelo maakte een contrast van deze groepen.
Toen kwam Antonio Vivaldi, hij zocht akkoorden die bij elkaar pasten en probeerden die te matchen. Ze vonden een manier om akkoorden elkaar op te laten volgen. Er kwam een cirkel van 5 akkoorden die elkaar opvolgden. De akkoorden die na elkaar kwamen klonken goed. Vivaldi maakte akkoorden zonder melodie en toen ging Bach verder op de akkoorden van Vivaldi. Dit was allemaal na de reformatie. Bij Händel en Bach gaat het echt om het meezingen van mensen uit de kerk. Het hoogtepunt van Bachs carrière was de Mattheus passion. Er kwam dus meer publiek bij. De mensen betaalden toen voor de kerkelijke muziek. Er was ook een oratorium. Dat is een opera maar dan zonder kostuums en zonder drama.

De wereld stond daarna 'in de fik,' maar bij de muziek bleef het normaal. Er werd wel is een man onthoofd en dan hoorden je gewoon vrolijke muziek. Die muziek bestond uit 3 akkoorden. I-IV-V.
Mozart was een melodie schrijver. Hij was een beter melodieschrijver dan Haydn. Beethoven was een muzikant en door freelancer kon hij doen wat hij wilde. Hij ging Hadyn nadoen en toen hij doof was ging hij muziek na doen die niet bij de tijd hoorden. De muziek werd toen meer een manier om je emotie weer te geven. Mozart maakte entertainment muziek, terwijl Beethoven probeerde te communiceren. Beethovens 9th symfonie liep 100 jaar voor op de strijkkwarten. Er waren ook mensen als Schubert, Mendelssohn en Chopin. Schubert werd maar 31 en schreef 600 liedjes en die gingen over ze vriendin. Mendelssohn schreef programma muziek in de industriële revolutie. Van Chopin was het moeilijk na te spelen.


Opera was  popmuziek in 1800. Verdi had 28 opera's. Franz Liszt had de houten hamertjes veranderd voor ijzeren hamertjes, omdat hij zo hard op de toetsen sloeg. Veel mensen keken tegen hem op. Hij had een leerling die Clart Debussy heette. Die maakte voor impressionistische muziek aan de hand van schilderijen. Een schoonzoon van Frans Lizst was Richard Wagner. Wagner heeft stukjes van Lizst uitvergroot en zo kreeg hij alle credits, want dat klonk heel goed. Hij was een Jodenhater en daarom was zijn muziek symbolisch voor het derde rijk.
Folkmuziek was muziek uit Oost-Europa bijvoorbeeld uit Turkije. Ze gebruikten invloeden van de westerse muziek, maar het leek er niet op.

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb